In het
dierenrijk behoort de bij tot:
- de klasse der INSECTEN,
- de orde der HYMENOPTERA (vliesvleugeligen) waaronder de hommels, wespen,
bijen, mieren...
- de sectie der ACULEATA (angeldragers)
- de superfamilie der APOIDEA (bijachtigen : bijen, hommels en graafwespen)
- de familie van de APIDAE
- de onderfamilie APINAE, waartoe ook de hommels, de vilt-,
langhoorn-, sachem- en de rouwbijen behoren
- het geslacht APIS
De insecten behoren tot de oudste bewoners van onze aarde. Waar duizenden
andere diersoorten de steeds wisselende klimaten en voorvallen op onze
planeet niet wisten te overleven, slaagden zij er wel in.
De bij stamt oorspronkelijk wellicht af uit een familie van de graafwespen
(Spheciformes).
Tot voor kort was de eerste fossiele bij de 'Electrapis' (de Barnsteenbij)
uit de Oostzee.
35 miljoen jaren
geleden
verzamelde zij al stuifmeel op haar achterpoten, in het toen subtropisch
klimaat.
Maar een nieuwe vondst in 2006 wees uit dat er 100 miljoen jaar geleden
reeds bijen op onze aardbol vlogen.
In een mijn in de Hukawng-vallei in Myanmar (Birma) werd in 2006 een
fossiele bij gevonden in barnsteen, ze werd de 'Melittosphex burmensis'
gedoopt. Het bijtje was amper 3 mm groot maar het eigenaardige aan dit
fossiel is dat ze naast typsche wespenkenmerken ook een behaard lijf en
poten heeft, typische eigenschap van bestuivers, zoals de moderne bij. Het
geeft de wetenschappers een beeld over het tijdstip dat beide soorten een
verschillende richting zijn uitgegaan in de evolutie.
Het past ook allemaal in het evolutiepaatje van onze aardse flora.
Lang geleden, in de tijd toen de amfibieën nog heersten over de aarde en de
vissen over de zee, bestonden de bossen op onze planeet hoofdzakelijk uit
'primitieve' planten, zoals varens, wolfsklauwen en paardenstaarten. Dat
tijdperk was het Carboon (het viel 360 miljoen tot 300 miljoen jaar geleden)
en het leverde ons steenkool op - versteende opeengepakte dode varens en
ander prehistorisch groen.
De varens werden vanaf het begin van het Mesozoïcum (250 miljoen jaar
geleden) opgevolgd door de gymnospermen of naaktzadigen - zoals de sparren
en de dennen. Pas veel, veel later, zo'n 125 miljoen jaar geleden bij het
begin van het Krijt, kwamen ook de moderne, bedektzadige planten op, met hun
bloemen en hun vruchten en hun zaden.
En tegelijkertijd ontstonden ook dit soort insecten die deze bloemplanten
moesten gaan bestuiven - de gezamenlijke opkomst van wespen en bijen met hun
waardplanten, tussen honderd miljoen en 65 miljoen jaar geleden, geldt als
een klassiek voorbeeld van co-evolutie.
Voor deze bijen en wespensoorten deden schorpioenvliegen het
bestuivingswerk. Onder leiding van Dong Ren van de universiteit van Peking
beschrijven de onderzoekers in het vakblad Science van nov. 2009, drie
uitgestorven families van dergelijke schorpioenvliegen. Ze hadden
gespecialiseerde monddelen die precies geschikt waren voor het opzuigen van
stuifmeelrijke plantensappen bij coniferen uit die tijd. Dat leert de
analyse van de fossiele overblijfselen van zowel vliegen als coniferen. Het
kan moeilijk anders of de beesten stonden ook in voor de bestuiving van deze
bomen, gokken de vorsers, en dat deden ze al vanaf het midden-Jura, ruwweg
160 miljoen jaar geleden.
terug
|