DE
BESTUIVER BIJ UITSTEK
Planten
worden voor 80% bestoven door insecten, andere zijn o.a. windbestuivers.
Onder de bestuivers vinden we bijen, hommels, solitaire bijen, vliegen,
kevers, vlinders...
De bij echter is de enige bestuiver die met een volledig volk overwinterd,
waardoor bij de minste temperatuurstijging meteen een heel leger bestuivers
ter beschikking staat van de planten.
Een gemiddeld volk komt met 10000 à 25000 bijen uit de winter, het volk
groeit dan aan om in mei-juni zijn hoogtepunt te bereiken waarbij er
gemakkelijk 60000 bijen in een groot volk kunnen voorkomen.
Een ander zeer belangrijk kenmerk van de bij is dat zij bloemvast is. Eens
zij op één dracht vliegt zal zij daarop, en op geen andere, blijven
vliegen tot ze is uitgebloeid. Als we weten dat een bij wel 500 bloemen
aandoet op één vlucht, waardoor zij van boom tot boom 'hobbelt', dan is
meteen ook aangetoond dat de bestuiving van de bloem gebeurt door een
gevarieerd aanbod van stuifmeel die de bij in haar harige vacht meedraagt.
Hierdoor is inteelt en kleinere of misvormde vruchten uitgesloten. Vooral de fruittelers weten
dat en laten maar al te graag bijenkasten in hun plantages plaatsen, de
ontwikkeling van de kersen hangt b.v. voor 85% van de bijen af.
Bijen
vliegen reeds vanaf 7°C maar gaan dan zelden verder dan 50 m van de kast,
bij 15° wordt dat al snel 500 m en bij warm weer halen ze de 3 km.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat in een wijde omgeving omheen
bijenkasten de natuur het goed doet en de beplanting er een betere
bloei, zaad- en vruchtzetting kent.
De bij is daardoor een zeer belangrijke schakel in ons milieu, een diertje
waaraan we ook dadelijk zien wanneer er wat mis is. Gaat het goed met de
bijen dan is er ook niets mis met de natuur, vergaat het de bijen slecht dan
scheelt er wat mee. Je kan ze gerust de barometer van een gezond leefmilieu
noemen.
Het is aan de imker om deze barometer goed en op tijd af te lezen...
terug
|